Signaleringsblog bestuursrecht en omgevingsrecht (week 43)
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 en 15 oktober 2025 een paar uitspraken gedaan die voor de bouw/bestuursrechtpraktijk van belang zijn. We vatten ze kort samen:
Intern advies valt niet onder de uitzonderingen van artikel 5.1 lid 2 aanhef en onder i van de Woo en moet dus in beginsel openbaar worden gemaakt in niet geanonimiseerde vorm (ECLI:NL:RVS:2025:4814)
Een intern advies van een ambtenaar aan een wethouder over een ontwerpbestemmingsplan, waarin wordt geadviseerd om aanvullend onderzoek te verrichten, de toelichting aan te passen en het ontwerp opnieuw ter inzage te leggen, is een ten behoeve van formele besluitvorming opgesteld document dat naar zijn aard verband houdt met de publieke taak van de wethouder. Dit betekent dat het advies in beginsel (niet geanonimiseerd) openbaar moet worden gemaakt en dus niet valt onder de uitzondering van artikel 5.1 lid 2 aanhef en onder i (het goed functioneren van in dit geval het college/de raad). Dat zou alleen anders kunnen zijn als het bestuursorgaan onderbouwt waarom het voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad als het advies openbaar wordt gemaakt in tot personen herleidbare vorm en dus dat intern beraad daadwerkelijk wordt geschaad. Voor zover andere belangen aan openbaarmaking in de weg staan, rust op het bestuursorgaan de plicht om die andere weigeringsgronden te noemen.
Overgangsregeling intern salderen volgens de uitspraken van 18 december 2024: er moet fysiek gestart zijn met de bouw door werkzaamheden die emissie veroorzaken (ECLI:NL:RVS:2025:4906)
Een milieuorganisatie heeft het bestuursorgaan verzocht om handhavend op te treden tegen het zonder natuurvergunning bouwen van een nieuwe stal. Het bestuursorgaan heeft het verzoek afgewezen, omdat met de bouw van de stal fysiek is begonnen vóór 1 januari 2025. Op deze situatie is daardoor de overgangsperiode van toepassing die is voorzien in de uitspraak van 18 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4923). Dat betekent dat daartegen tot 1 januari 2030 niet handhavend kan worden opgetreden. De rechtbank heeft het door de milieuorganisatie ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen die uitspraak heeft de milieuorganisatie hoger beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter overweegt dat de oude stal is gesloopt en dat ten behoeve van de nieuwe stal verharding is aangebracht met materieel dat stikstofemissie heeft veroorzaakt. Deze emissie is meegenomen in de stikstofberekeningen voor het project. De verharding was nodig voor de bouw van de nieuwe stal en staat daarmee in onlosmakelijke samenhang met de bouw, zodat beide tezamen het project vormen waarvoor een natuurvergunning nodig is.


