Signaleringsblog bestuursrecht en omgevingsrecht (week 44)

29-10-2025 - Siep Jan de Haan

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft op 15 oktober 2025 een paar uitspraken gedaan die voor de bouw/bestuursrechtpraktijk van belang zijn. Wij vatten ze kort samen:

Uit de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie volgt dat, wanneer een verzoek tot schorsing van een bestemmingsplan is ingediend, het in de rede ligt dat het college bij een verleende omgevingsvergunning niet op het bezwaar beslist voordat de voorzieningenrechter zich over de gevraagde schorsing heeft uitgesproken (ECLI:NL:RVS:2025:4911).

In dit geval was zowel een verzoek tot schorsing van het bestemmingsplan ingediend als een bezwaar tegen een omgevingsvergunning die op basis van dat bestemmingsplan was verleend. De Afdeling overweegt dat het college reeds op de hoogte was van het verzoek tot schorsing van het bestemmingsplan en dat de voorzieningenrechter daarover binnen afzienbare termijn zou beslissen. Desondanks heeft het college een beslissing op bezwaar genomen vóórdat de voorzieningenrechter zich had uitgesproken over de mogelijke schorsing van het bestemmingsplan.

De voorzieningenrechter van de Afdeling is van oordeel dat deze handelwijze de rechtsbescherming van de belanghebbende die tegen de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wil opkomen, in het gedrang brengt. In dit geval leidde dat ertoe dat zowel het bestemmingsplan (zie ABRvS 6 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:446) als de verleende omgevingsvergunning werden geschorst.

Voor een geslaagd beroep op relevante (structurele) leegstand moet óók worden aangetoond dat het pand niet op een andere wijze kan worden gebruikt (ECLI:NL:RVS:2025:4956).

Deze uitspraak bevestigt de vaste rechtspraak dat van relevante (structurele) leegstand niet reeds sprake is als de voorziene ontwikkeling kan leiden tot een verminderde vraag naar producten of diensten en daardoor tot een daling van de omzet en inkomsten van de eigen onderneming of vestiging. Ook het enkele feit dat de voorziene ontwikkeling kan leiden tot beëindiging van de eigen bedrijfsactiviteiten ter plaatse, en daardoor tot leegstand van het in gebruik zijnde pand, is daarvoor op zichzelf niet voldoende. Van belang is of het pand anders kan worden gebruikt dan voor de bestaande bedrijfsactiviteiten. Van relevante leegstand kan bijvoorbeeld wel sprake zijn indien het pand bijzondere bouwkundige of locatie-specifieke eigenschappen heeft, waardoor een ander gebruik niet, of slechts met grote bezwaren, mogelijk is. In een dergelijk geval kan worden gesproken van relevante leegstand bij de betreffende onderneming en kan de relativiteit niet worden tegengeworpen.

 

Cookies

Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en om om anoniem webverkeer te analyseren. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klik op "accepteer alle cookies" of klik op "instellingen" om uw persoonlijke instellingen te wijzigen.