Wat zijn de civielrechtelijke gevolgen van de stikstofuitspraken van 18 december jl. voor contracten en grondleveringen binnen project- en gebiedsontwikkeling?  

04-02-2025 - Erik Verweij

Grondlevering en start bouw vinden veelal plaats nadat de omgevingsvergunning er is. Soms is daarbij niet specifiek overeengekomen of er ook een natuurvergunning moet zijn (thans: omgevingsvergunning voor Natura 2000-activiteit). Voor projecten waar zo'n vergunning inmiddels wel relevant kan zijn, zou nagegaan moeten worden of inderdaad zo'n vergunning moet worden verkregen. En zo ja, of het haalbaar is om deze te verkrijgen en onder welke voorwaarden. Er kan vervolgens worden bezien of het – afhankelijk van de in het contract gemaakte afspraken – opportuun is de grondtransacties en start bouw gewoon door te laten gaan dan wel uit te stellen.  

Waar de natuurvergunning leidt tot uitstel en/of een noodzakelijke planaanpassing, kunnen gemaakte afspraken onder druk komen te staan. De vraag is hoe de gevolgen hiervan tussen de contractpartijen verdeeld moeten worden. Als het contract hierover geen duidelijke regeling bevat, is denkbaar dat een beroep op ‘onvoorziene omstandigheden’ (art. 6:258 BW) mogelijk is. Op die grond kan worden betoogd dat de gemaakte afspraken opengebroken moeten worden om gevolgen op redelijke en billijke wijze tussen partijen te verdelen. In hoeverre een beroep op onvoorziene omstandigheden daadwerkelijk kans van slagen heeft, is per geval verschillend (gelet op o.a. gemaakte afspraken, project specifieke omstandigheden en de hoedanigheid van partijen).  

Logisch lijkt om voor lopende contracten snel een strategie te bepalen over hoe (contractueel) om te gaan met de gevolgen van de te verkrijgen natuurvergunning voor de verdere uitvoering van het contract.  

Voor nieuw te sluiten contracten doen partijen er goed aan om vooraf in kaart te brengen of een natuurvergunning vereist is en zo ja, deze – mede – specifiek als voorwaarde te verbinden aan het moment van grondlevering en start bouw.  

Uitspraken ABRvS 18 december 2024: zie ook: Uitspraak 202201311/1/R2 - Raad van State

Cookies

Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en om om anoniem webverkeer te analyseren. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klik op "accepteer alle cookies" of klik op "instellingen" om uw persoonlijke instellingen te wijzigen.